Het meest opvallend van de panda is zijn zwart-witte vacht.
Anders dan bijvoorbeeld een koe zit het zwart en het wit altijd op dezelfde plek.
De kop is wit met grote zwarte vlekken rond de ogen, zwarte oren en een zwarte neus.
Het lijf is wit met een zwarte band over de schouders die overgaat in de zwarte voorpoten.
Ook de achterpoten zijn zwart.
De vacht is erg dicht, waardoor de panda goed bestand is tegen kou.
Zelfs onder zijn voeten loopt de vacht nog grotendeels door.
Dat is warm en geeft een beter houvast op gladde berghellingen.
Heel speciaal zijn de voorpoten van de panda.
Daaraan zit een extra ‘vinger’.
Zoals bij alle beren steken vijf vingers naar voren.
De panda heeft daarbij een polsbotje met een uitsteeksel.
Dit uitsteeksel gebruikt hij als een soort duim, waarmee hij een bamboestengel met één hand kan vasthouden.